18
- Regioblad
Bethjes pagina
Willemijntje loopt in een
groot bos. Beer en konijn
zijn bij haar. In het bos
schijnt de zon. De bomen
en de struiken om haar
heen worden wakker uit
hun winterslaap. Er wordt
volop gegaapt en alles
rekt zich eens goed uit.
De grote beuk roept:
“Goedemorgen!”
Willemijn kijkt
verbaasd rond. Ze ziet niemand, maar toch hoort ze
stemmen. Hoor je het wel? De beuk maakt geluid.
Willemijn blijft even staan. Ze hoort nog meer planten
en bomen goedemorgen zeggen. Ze roept hetzelfde
maar terug. Opeens staat er een klein mannetje
voor haar. Hij vraagt haar: “Hoi , Willemijn, kom je
meehelpen?’ Een beetje geschrokken omdat
dat kleine mannetje haar naam kent,
kijkt ze hem aan. “Hoe weet jij wie ik
ben?’, zegt ze. “Ik ken iedereen!”,
zegt het mannetje. “kom jij om
alle blaadjes aan de bomen
te hangen? Het is een heel
werk, elke lente opnieuw, om
het hele bos in nieuwe frisse
kleren te steken. Zou jij
vandaag niet willen helpen?’.
Willemijn vindt het eigenlijk
wel leuk en gaat met het
mannetje mee. Aan het eind van
de dag is ze zo moe dat ze bijna
meteen in slaap valt.
De volgende dag gaan ze samen verder
tot het hele bos klaar is. Eindelijk kunnen ze rusten. Want
het hele bos heeft mooie nieuwe groene kleren. Nou rusten…!
Eén van de struiken in het bos roept dat hij best eens andere
kleren wil. Hij heeft het groen nu wel gezien en is het beu. Hij
wil graag mooie bloemen aan zijn takken. Natuurlijk zeggen
de andere bomen en struiken dat ze dat ook wel willen. Met
de rust is het gedaan en de toer door het bos moet opnieuw
beginnen. Zo krijgt het hele bos een ander, zomers, uiterlijk.
Net als Willemijn en het mannetje tevreden rondkijken,
begint er een boom te mopperen dat hij geen bloemen heeft
gehad en daarom nu aan de beurt is voor een nieuw pak. Hij wil
graag rode en gele bladeren. En Willemijn en het mannetje?
Juist die gaan weer aan de slag. Van voren af aan moet het
hele bos in de nieuwe bladeren gestoken worden. Het hele
bos wordt nu rood en bruin en geel. Het gaat
er warempel nog anders van ruiken ook.
Willemijn snuift eens diep. Het ruikt
ineens naar de herfst. Er komen ook
andere plantjes in het bos kijken.
Het mannetje vertelt dat dat
paddenstoelen zijn. En de bomen
versieren zich ook met eikels,
kastanjes en andere vruchten.
En weer ziet het bos er anders
uit.
Ze begrijpt nu dat het mannetje wel
graag hulp had, want het gaat altijd
maar door. Iedere keer moet het bos er
andere uitzien. Op een morgen vraagt het
mannetje of Willemijn bij hem wil blijven wonen. Willemijn wil
dat niet zomaar. Ze weet niet eens hoe het mannetje heet.
“Daar is wel iets aan te doen”, zegt het mannetje. “Ik heet
de Weermeneer en ik zorg er voor dat het weer verandert en
dat het bos er steeds anders uit gaat zien”. Maar Willemijn
wil niet blijven. Ze vindt dat ze al lang genoeg weg is geweest.
Ze vindt het ook een beetje koud worden. Stel je voor dat ze
nu ook nog het hele bos wit moet
gaan verven!
Mama maakt Willemijn
wakker. “Ik heb over de
Weermeneer gedroomd”,
zegt ze. Willemijn staat op
en loopt naar het raam. Het
eerste dat ze ziet is een
witte wereld. Waar is het
groene grasveld? Waar zijn
de bruine bomen? Waar is…?
Alles ziet er zo anders uit. Zou
de Weermeneer hier ook geweest
zijn?
Het is bijna vakantie.
Nou ja, bijna? Het duurt nog een hele poos. En nu is het zo’n lekker weer. En dan moeten we hier binnen in de klas
maar rekenen. En straks als we vakantie hebben, dan regent het natuurlijk heel de tijd. Waarom is het weer altijd zo
verschillend? Waarom zijn mensen blij als de zon schijnt en zo mopperig als het regent? Waarom is er geen winkel waar
ze mooi weer verkopen? Waarom ziet de wereld er soms wit uit? Waarom soms groen? Waarom soms geel en bruin?
Lees het verhaal van de Weermeneer maar eens...
De Weermeneer