Regioblad maart 2018

Regioblad - 7 WAT LEZEN WE DE KOMENDE ZONDAGEN IN DE SCHRIFT? Pasen is hét lentefeest. Of je gelovig bent of niet: je zíet de natuur gewoon van dag tot dag opbloeien. Knoppen barsten open, dood gewaande stronken lopen uit. Het is een en al leven dat de klok slaat. Drie maanden later is het alweer hoogzomer. Om je heen zie je dofgroen blad en goudgeel graan. In de tussentijd voltrekt zich in de zondagslezingen een supersnelle geloofsontwikkeling. Geen tijd voor zoekend geloof Even onstuitbaar als de lente breekt het geloof van Jezus' leerlingen na diens dood door. Dat is tenminste wat de evangelielezingen van de Paastijd ons suggereren. Dat die ontwikkeling in werkelijkheid veel moeizamer verliep, past niet in de vijftig dagen tot Pinksteren. Sterker nog: het leesrooster neemt in de Paastijd al een stevig voorschot op de uitkomst van die ontwikkeling. Nauwelijks tijd om op adem te komen na Jezus' dramatische dood. Nauwelijks ruimte om je af te vragen wat er op Pasen gebeurde. "De Heer is waarlijk opgestaan", zo zingen we. Wat dat betekent, wordt tot Pinksteren in de lezingen haast massief ingevuld. Even twijfelen mag, maar niet te lang, lijkt de Kerk te zeggen. Johannes is onze gids In de Paastijd is de evangelist Johannes op de meeste zondagen onze gids. Wonderlijk, want zijn evangelie staat het verste af van die bewuste Paasmorgen. Het is geschreven rond 100 n.Chr. Maar omdat je bij Marcus vergeefs zoekt naar verhalen over de tijd na Pasen, moeten we wel bij de andere drie zijn. Op de eerste twee zondagen is de keuze voor Joh. 20,19-31 en Luc. 25,34-48 zo gek nog niet. Van hen horen we hoe Jezus na zijn dood aan zijn leerlingen verschijnt. Opstaan en verschijnen worden wel erg lijfelijk ingevuld – het doet denken aan dromen en idealiseren. Vragen de verschijningsverhalen al de nodige verbeelding van ons, op de volgende twee zondagen maken we een gelovige reuzensprong. Dan luisteren we naar de zgn. Ik ben-uitspraken van Jezus. Hij is de goede herder (Joh. 10,11- 18) en de ware wijnstok (Joh. 15,1-8). Mooie beelden om de band tussen Jezus de Levende en zijn volgelingen weer te geven, dat wel. Maar omdat Pasen voor ons nog zo dichtbij is, klinken ze voor mijn gevoel geforceerd. Ze vragen ons niet: wie is Jezus de Levende voor jou? Nee, de Kerk maakt ons via Johannes deelgenoot van haar breed uitgewerkte gelovige visie op Jezus als de opgestane Heer. Wanneer we bedenken dat die beelden circa 70 jaar na zijn dood zijn opgetekend, vraag je je wel af of ze niet te snel komen. Want waar voor Johannes en zijn tijdgenoten Pinksteren jaren geleden was, moet dat voor ons in liturgische zin nog komen. Op de laatste twee zondagen van de Paastijd versnelt Johannes nóg eens. Jezus vraagt zijn Vader dat de leerlingen in zijn liefde mogen blijven (15,9-17) en één zijn (17,11b-19). Duidelijk een reflectie van Johannes' eigen tijd. Tussendoor vieren we Hemelvaart met het verhaal van Marcus (16,15-20). En dan is het Pinksteren. Bekende woorden over de gave van de Geest (Hand. 2,1-11) en over Jezus die aan zijn leerlingen verschijnt en over hen de Geest uitblaast (Joh. 15,26-27; 16,12-15). Na al die snelheid is inspiratie en verwondering meer dan welkom. Even bezinning en aansporing, voor we weer aan de "gewone" zondagen beginnen. Handelingen als eerste lezing In de Paastijd geen lezingen uit het Eerste Testament, maar uit Handelingen. Daarin beschrijft Lucas de ontwikkeling van de Jezusbeweging vanaf diens hemelvaart (ca. 30 n.Chr.) tot het optreden van Paulus in Rome (61-63 n.Chr.). Sommigen dateren het boek begin jaren 60 n.Chr., anderen 15 tot 20 jaar later. In elk geval een behoorlijk oudere bron dan het Johannesevangelie. Grappig is wel dat ook Handelingen nauwelijks iets zegt over de tijd tussen Pasen en Hemelvaart, terwijl we er in die liturgische periode volop uit lezen. Als je de tekst letterlijk neemt, horen we al vóór Pinksteren over wat er ná Pinksteren gebeurt. Maar letterlijk nemen is niet de bedoeling. Net als andere verhalen uit het Tweede Testament biedt Lucas geen historisch overzicht (al lijkt het daar soms wel op), maar vertelt hij een geloofsverhaal. Rode draad is de uitbreiding van de Jezusbeweging over heel de toenmalig bekende wereld, in Joodse én niet-Joodse kring. Het leesrooster voert ons kriskras door Handelingen. Achtereenvolgens horen we Petrus' getuigenis over Jezus tegenover de Romeinse centurio Cornelius (10,34-43), Lucas' schets van de gemeenschapszin in de jonge christengemeente – een ideaalplaatje (4,32-35), een stukje toespraak van Petrus (3,13-19) en zijn pleidooi tegenover Israëls geestelijke leiders in Jeruzalem (4,8- 12), het verhaal van Paulus' opname in de christengemeente aldaar (9,26-31) en opnieuw een stuk uit Petrus' gesprek met Cornelius (10,25-48). Op Hemelvaart vertelt Lucas kort over de 40 dagen na Jezus' dood, diens belofte van de Geest en diens hemelvaart (1,1-11). Op de laatste zondag in de Paastijd gaat het over de vervanging van Judas door Mattias (1,15-26). We sluiten af met het Pinksterverhaal (2,1-11). Hoe zit het met de Joodse wortels ? In de Paastijd zijn er –afgezien van de Psalmtussenzang- geen lezingen uit het Eerste Testament. Jammer, want de leerlingen konden wat met Jezus was gebeurd, niet anders duiden dan vanuit de Schrift. Voorbeelden daarvan zijn Luc. 25,34-48, Hand. 10,34-43 en Hand. 3,13vv. In de eerste lezing plaatst Jezus zelf zijn lijden, dood en opstaan in het licht van Wet en profeten. In de twee andere lezingen doet Petrus dat. Niets van dat alles bij Johannes. Dat komt omdat rond 100 n.Chr. Joden en christenen elk al hun eigen weg waren gegaan. Voor Johannes roepen Joodse wortels het beeld op van ongeloof en vijandschap. Vanaf Pinksteren komen de eerste lezingen weer uit het Eerste Testament. Steeds zijn ze een soort voorafschaduwing van het evangelie. Op Drie-eenheid houdt Mozes zijn volk voor: Er is maar één God, geen ander, die u het leven schenkt, mits u leeft naar de Wet (Deut. 4,32-40) – de ene God die Drie-een blijkt. Op Sacramentsdag aanvaardt Israël het verbond dat God het aanbiedt (Ex. 24,3-8) – het verbond dat Jezus met Pesach vernieuwt. Daarna horen we achtereenvolgens over de vervloeking van Adam/Eva door God, omdat ze van de boom der kennis aten (Gen. 3,9- 15), Gods belofte dat Hij een nieuw twijgje zal laten uitgroeien tot een reusachtige boom waar alle vogels in mogen nestelen (Ez. 17,22- 24), en ten leste God als bedwinger van de oerzee bij de schepping (Job 38,1.8-11). Verder door het jaar aan de hand van Marcus De twee zondagen na Pinksteren zijn gewijd aan ideeënfeesten. Daarop staat een theologisch thema centraal: de Drie-eenheid (Mt. 28,16-20) resp. de instelling van de eucharistie (Mc. 14,12-16.22-26). Daarna volgen de "gewone" zondagen door het jaar, met Marcus als onze gids. Eerst horen we hoe de Schriftgeleerden Jezus ervan beschuldigen van Satan te zijn, als hij demonen uitdrijft. Jezus dient hen stevig van repliek: alleen Gods geestkracht kan demonen de baas. Wie dat niet ziet, plaatst zichzelf aan Satans kant, buiten Gods familie (3,20-35). De zondag erna vertelt Jezus van het mosterdzaadje (4,26-34). Op de laatste zondag van juni klinkt het verhaal van de storm op het meer: Jezus kalmeert wind en water, en verwijt de leerlingen hun kleine geloof (4,35-41). En zo volgen we aan de hand van Marcus Jezus op zijn weg door Galilea. Om te leren zien waar het eigenlijk om draait: dat we erop mogen vertrouwen dat het leven sterker is dan de dood, en dat we dat in ons eigen leven waar mogen maken, als beeld van de Enige, onze God, in het spoor van Jezus de Levende. Ad van Loveren

RkJQdWJsaXNoZXIy NTgwNDc=