Regioblad februari 2018

Regioblad - 5 BIJ DE SCHRIFTLEZINGEN IN DE VEERTIGDAGENTIJD 2018 Onder mijn bureau staan heel wat mappen opgesteld, o.a. een map waarin de preken van de laatste maanden te vinden zijn. Daar zal niets meer bij komen, want de laatste preek heb ik wel gehouden, daar ben ik intussen – met spijt, dat wel – van overtuigd. Maar er staan ook een groot aantal mappen met vertalingen van de Hebreeuwse bijbel, die ik de laatste jaren gemaakt heb. Ik heb daar dikwijls over gesproken en geschreven, maar ook dat project zal ik, door mijn ziekte, helaas niet kunnen voltooien. Ik was van plan heel de bijbel te vertalen, maar ik heb zo’n moeite met typen dat de lol er af is. Het gaat te langzaam, “ook al heb ik alle tijd”. Maar die frustratie zal ik proberen te overwinnen, “want je moet bezig blijven” wordt mij gezegd. Met name bij Jeremia heb ik geleerd, hoe een verbond tot stand komt. God spreekt mensen aan. Zij kunnen luisteren of niet. Als je luistert, dan doe je het woord, je gaat op de weg van God, je treedt in de weg van God. Bij Jeremia staat vaak dat mensen niet luisteren naar het woord van God, en het woord van God niet doen. Dat is in de komende Veertigdagentijd belangrijk, want al de lezingen uit het Oude Testament gaan over het verbond. Op de eerste zondag lezen wij uit Genesis 9: God sluit met Noach, met alle mensen en alle levende wezens het verbond, dat er nooit meer een levend wezen door het water van de vloed zal worden uitgeroeid. Als teken daarvan zet God zijn regenboog aan de hemel. Het is een oerverhaal, het is legendarisch. Het geeft een verklaring van het verschijnsel van de regenboog, maar het zegt niets over de overstromingen in onze dagen, die honderden slachtoffers eisen. Het zegt wèl, dat God nooit de aarde zal vernietigen, want Hij is de God, die leven geeft. Op de tweede zondag lezen wij uit Genesis 22. Dat staat bekend als het offer van Abraham, of als de binding van Izaäk. Helaas is de lezing in de kerk een slap aftreksel van dit epische verhaal. Een episch verhaal is een duur woord voor vertelling over een held. Zo’n vertelling vraagt tijd. Toen gebeurde dit, en toen gebeurde dat, en toen gingen ze verder, en toen gebeurde dat ook nog. Je moet het hele verhaal vertellen. Waar gaat het om? God vraagt aan Abraham, dat hij zijn enige zoon Izaäk op de berg Moria als brandoffer aan God zal opdragen. En die twee gaan dan op weg. Maar de tocht, die Abraham en zijn kleine zoon maken, een tocht van dagen, is helemaal weggelaten, “want anders duurt het zo lang”. Heel de spanning van Abraham: waarom vraagt God dit van mij, hoe moet ik dat aan mijn kind vertellen, wat voor een God is dat, valt weg. En de kleine Izaäk, die natuurlijk vraagt: waar gaan we naar toe, en waar is het hout voor het offer, en hoelang en hoe ver is het nog, het valt allemaal weg. Dat is jammer. Eigenlijk gaat het om het binden van Izaäk op het altaar, om een mens op te offeren voor een hoger doel. Dat wordt van Godswege voorgoed de grond ingeboord, want Hij is de God, die leven geeft. Kinderoffers zijn er tot in onze dagen maar genoeg. Overal waar oorlog is, en het leven en de toekomst van kinderen wordt vernietigd, overal waar mensen vinden, dat het nageslacht van ‘anders-denkenden en anders-doenden’ moet worden uitgeroeid, daar zegt de Schrift al sinds zeer oude tijden: dat kan niet, dat is niet humaan, dat kan nooit de bedoeling zijn van welke God dan ook. De derde zondag is gereserveerd voor de ‘Tien Geboden’, Exodus 20. Ook die lezing is weer ingekort. Vijftig, zestig jaar geleden leerden wij die Tien Geboden nog van buiten, helaas in een ‘vertaling’ waarin alle nadruk kwam te liggen op het ‘zesde en negende gebod’ : gij zult geen onkuisheid doen en geen onkuisheid begeren’. Maar dat staat er helemaal niet. Er staat: je moet met hart en ziel van God houden en op grond daarvan aan je voorgeslacht (ouders) alle gewicht geven, dat hen toekomt, dus weten, waar je vandaan komt; én je moet met alles wat je bent afblijven van de levensmogelijkheden van een ander. In de Bijbel staat dat negatief geformuleerd, zoals wij ook nog wel kennen: “Verboden toegang” bijvoorbeeld. Je mag daar niet in, je moet een andere weg zoeken, dan kom je waar je moet zijn. Een negatief gebod heeft altijd een positieve keerzijde. Bij de Tien Geboden is dat: met alles wat je bent, moet je de levensomstandigheden van de ander bevorderen, want Hij is de God, die leven geeft. Op de vierde zondag wordt er teruggegrepen in de geschiedenis: God heeft zijn verbond gesloten, zijn geboden gegeven, Hij heeft uit medelijden steeds maar weer gezanten gestuurd om zijn volk op het goede pad te houden. Maar het volk wilde niet luisteren, de leiding ging daarin voorop. Dat moest wel verkeerd aflopen, zo zag men de geschiedenis. Het land werd bezet, de tempel verwoest, het leek gedaan met Gods volk. Maar toen kwam er een nieuwe machthebber, die de andere overwon en een nieuwe tempel liet bouwen. Men kon opnieuw beginnen met de weg van God te gaan. Dat staat te lezen in II Kronieken 36. Het is heel merkwaardig, dat men in de gang van de geschiedenis de weg zag van de God, die altijd leven geeft. De vijfde zondag tenslotte maakt duidelijk dat wij het niet te ver moeten zoeken. Jeremia zegt in hoofdstuk 31 dat de leven gevende wet van God ligt in het hart van de mensen. Of die wet nu al of niet geschreven staat op stenen tafels doet er niet toe. Jeremia grijpt daarbij terug op Deuteronomium 6, 4-5: ‘je zult de Heer, je God beminnen met geheel je hart, geheel je ziel en al je krachten’ en Leviticus 19, 18: ‘je zult je naaste liefhebben zoals je zelf.’ Daarop grijpt Jezus in de evangelies terug: het woord van God moet gedaan worden door te zijn en te doen zoals Jezus: graankorrel in de aarde (Joh. 12,24). Graag wens ik u een goed doende Veertigdagentijd. Miel Erpelinck

RkJQdWJsaXNoZXIy NTgwNDc=